LABRADOODLE – een ideale gezinshond en ideale beginnershond volgens internet. Of toch niet?
Deze week zijn er al 2 mensen die mij bellen omdat het huilen ze nader staat dan het lachen, zoals ze zelf zeiden. “Ze zitten er doorheen”. Beiden hebben een jonge Labradoodle. De één een pup, de ander een puber. Ze hebben beiden een jaar lang goed nagedacht over de aanschaf van een Labradoodle pup. Waarom komen zoveel Labradoodle eigenaren bij mij voor hulp?
Labradoodle: waarom deze ‘ideale gezinshond’ toch zoveel vragen oproept
Lief, zacht, slim en allergievriendelijk – de Labradoodle wordt op internet vaak aangeprezen als dé perfecte gezinshond. Niet voor niets zijn ze de afgelopen jaren razend populair geworden in Nederland. Toch krijg ik als hondengedragstherapeut opvallend vaak Labradoodles op consult. Niet omdat het geen fijne honden zijn, maar omdat ze voor veel eigenaren heel anders uitpakken dan verwacht.
Hoe wordt de Labradoodle online vaak aangeprezen?
Op veel websites en sociale media wordt de Labradoodle als volgt omschreven:
• Zachtaardig
• Slim, intelligent en leergierig
• Makkelijk te trainen
• Lief voor kinderen
• Sociaal en vriendelijk naar andere honden
• Een echte gezinshond
• Therapiehond/ideaal voor assistentiedoeleinden
• Hypoallergeen (niet-verharend) en makkelijk te onderhouden vacht
De Labradoodle wordt vaak omschreven als een soort superhond — een mix van het beste van de Poedel en de Labrador Retriever. Veel teksten benadrukken bovendien dat de Labradoodle van nature graag wil pleasen, wat de indruk wekt dat hij weinig tot geen opvoeding nodig heeft. Die reputatie zorgt ervoor dat veel mensen denken: “Dit is een makkelijke hond, zelfs voor beginners.” Maar daar wringt het.
De realiteit: een intensieve (ofwel drukke), slimme hond met een gebruiksaanwijzing (zoals meer honden)
In de praktijk blijken veel Labradoodles:
• Erg energiek en snel overprikkeld
• Springerig, happerig of opdringerig gedrag te vertonen. Zeker heel onplezierig in een gezin met jonge kinderen.
• Veel structuur en mentale uitdaging nodig te hebben
• Frustratiegevoelig of onzeker te zijn, als niet aan hun behoeften voldaan wordt
• Niet goed alleen te kunnen zijn
Bovendien zijn er grote individuele verschillen tussen Labradoodles. De één is kalm en stabiel, de ander nerveus of hyperactief. Dit komt omdat de Labradoodle geen officieel ras is, maar een kruising met veel variatie in genen en ook in gedrag. Je weet dus niet precies wat je in huis haalt.
En die ‘hypoallergene’ vacht dan?
Ook de vacht van de Labradoodle wordt vaak mooier voorgesteld dan hij is:
• Niet elke Labradoodle is werkelijk hypoallergeen
• Veel vachten verharen alsnog, of veroorzaken alsnog allergische reacties
• De vachtverzorging kan intensief zijn: dagelijks borstelen, regelmatig trimmen. Niet goed onderhouden vachten kunnen ernstig gaan klitten als ze niet goed onderhouden worden
Veel eigenaren zijn verrast door de hoeveelheid werk (én kosten) die de vacht met zich meebrengt.
Wat zien veel eigenaren in de praktijk?
Gedrag – realiteit:
• Hoge energie – vooral in jonge jaren, vaak meer dan verwacht
• Frustratiegevoeligheid – veel Labradoodles hebben moeite met (veel) prikkelverwerking
• Sterke werkdrift – vooral bij exemplaren met veel Poedel- of Retrieverinvloed
• Springerig, happerig gedrag – vaak in combinatie met drukte of opwinding
• Behoefte aan duidelijke sturing en training – geen ‘automatisch brave’ hond
• Verlatingsangst of overafhankelijkheid – mede door de hechte band met gezin
Extra complicatie: de hybride variatie is enorm. De ene Labradoodle is grotendeels Poedel, de andere bijna volledig Retriever of zelfs met een andere rashond erin gekruist. Daardoor zijn gedrag en behoeftes niet goed voorspelbaar.
Vacht – realiteit:
• Veel onderhoud – kammen, trimmen, klitten voorkomen (vooral bij fleece- en wolvachten. Een fleece vacht is een vacht die voelt als zacht fleece en kan steil, golvend of krullend zijn)
• Allergieën – sommige mensen reageren tóch op huidschilfers of speeksel
• Verharende types – met name bij Labradoodles met meer ‘flat coat’ of open fleece vacht
Waarom leidt dit tot probleemgedrag?
Als de verwachtingen te hoog zijn – en de begeleiding te laag – kan dat leiden tot ongewenst gedrag zoals:
• Trekken aan de lijn
• Overmatig blaffen
• Aanhoudend opspringen
• Uitvallen naar mensen of honden
• Verlatingsangst
• Ongewenst gedrag in huis
Deze gedragingen zijn vaak geen ‘problemen’ op zich, maar signalen van een hond die zich niet begrepen voelt. De intentie van de hond is niet om lastig te zijn – hij heeft gewoon begeleiding nodig die past bij zijn karakter.
Wat kun je doen?
Als jij een Labradoodle hebt en je loopt tegen gedrag aan waar je je geen raad mee weet, wees dan niet te streng voor jezelf. Je bent niet de enige, en je hebt ook niets ‘fout gedaan’. Veel problemen ontstaan uit onbegrip door onvolledige informatie vooraf.
Wat kun je wel doen:
• Vraag een gedragstherapeut om een observatie of begeleidingstraject
• Zorg voor voldoende mentale uitdaging
• Wees duidelijk, consequent, voorspelbaar en hanteer duidelijke grenzen
• Leer je hond omgaan met prikkels en frustratie
• Geef structuur en voorspelbaarheid in het dagelijks leven
• Begin op tijd met begeleiding — liever preventief dan te laat
Tot slot: een Labradoodle is en wordt een fantastische hond – met de juiste begeleiding
De Labradoodle is een hond met veel potentie: intelligent, gevoelig, speels, trouw en heel slim. Maar het is géén kant-en-klare ‘knuffelmachine’. Het is een kruising met een sterke eigen wil, werkdrift en soms een flinke dosis onzekerheid.
Met de juiste begeleiding kan het een geweldige hond zijn — maar zonder sturing kan het behoorlijk uitdagend worden.
Heb jij een Labradoodle en worstel je met zijn gedrag? Neem dan gerust contact op. Ik help je graag om weer rust en plezier te brengen in jullie relatie.